renaissance bouwkunst


Piero di Cosimo - bouw van een paleis 
De Romeinse architect Vitruvius publiceerde in het jaar 27 voor Christus een tiendelig boekwerk over architectuur: De ArchitecturaHet is het oudste en meest invloedrijke werk over bouwkunst.
Zijn boeken vormden de inspiratie voor Renaissancearchitecten als Alberti, Bramante, Michelangelo en Palladio. Deze architecten ontwierpen naast kerkelijke bouwkunst, stadspaleizen (palazzi) en landvilla’s in opdracht van de kerk, van gilden, patriciërs en kooplieden.

architecten:

Filippo Brunelleschi (1377-1446)
Leon Battista Alberti (1404-1472)
Donato Bramante (1444-1514)
Andrea Palladio (1508-1580)

In de oudheid werden de maatverhoudingen in de architectuur aan de muziektheorie ontleend. Architecten uit de renaissance namen de verhoudingen van het menselijk lichaam als uitgangspunt. Zij bestudeerden en schetsen Romeinse bouwwerken en volgden de richtlijnen uit De architectura van Vitruvius.    


de regels van Vitruvius
Rond 25 vC had Vitruvius in zijn De Architectura besproken wat de proporties van het ideale menselijk lichaam zijn en hoe goede architecten van deze verhoudingen gebruik kunnen maken. Dit geschrift werd in 1414 gevonden, rijkelijk geïllustreerd en in grote aantallen gedrukt.

Volgens Vitruvius was de mens de maat der dingen. Verschillende vaste verhoudingen vloeiden volgens hem voort uit de harmonie van de kosmos. Zijn vuistregel was dat bij tempels de eenheidsmaat bepaald moet worden door de dikte van de zuilen. Op basis van de dikte van de zuil bepaalde men de afstand tussen de zuilen, deze moest 2÷ zuildikte zijn, behalve aan voor- en achterkant. Daar moest de afstand 3x de zuildikte zijn. De hoogte van de zuil was idealiter 9ö x de zuildikte. De basis van de zuilen moest een halve zuildikte hoog zijn, inclusief de plint, en anderhalve zuildikte hoog en breed. En zo rekenden architecten verder, van de basis van de zuilen naar het kapiteel tot en met het hoofdgestel.
Dorische, Ionische of Corinthische stijlen hadden daarbij hun eigen voorschriften.
In de Renaissance werden deze voorschriften verheven tot de klassieke, Vitruviaanse regels.

De humanistische, neoplatoonse school van Cosimo de Medici in Florence zag verband tussen de filosofie van Plato en het Christendom. Zoals de mens precies in een cirkel en een vierkant past, weerspiegelen de platoonse kubus, bol en cilinder de universele orde en harmonie. Om Goddelijke harmonie te bereiken, werd gemeten. Elke renaissancearchitect moest een modulair systeem en goede proporties als canon toepassen. Bepaalde verhoudingsgetallen (als in de Gulden Snede) drukten kosmische harmonie uit.
Brunelleschi en Alberti gebruikten bij voorkeur geometrische grondvormen als het vierkant en de cirkel. Vormen als de driehoek kregen ook een symbolische betekenis. Een driehoek verwees naar de Heilige Drie-Eenheid, de cirkel is een volmaakte vorm zonder einde, een koepel het symbool voor de kosmos. In navolging van Plato waren de neoplatonisten ervan overtuigd dat aan de hele schepping een wiskundige structuur ten grondslag ligt, maar hun rekenkundige benadering van harmonie bleef doordrenkt met middeleeuwse spiritualiteit.
Schoonheid werd gezien als “Een rationele ordening en samensmelting van de proporties van alle delen van een gebouw, zodanig dat elk deel zijn absoluut vaststaande vorm en omvang heeft en niets kan worden toegevoegd of verwijderd zonder dat de harmonie van het geheel wordt verstoord”. Modules (vaste maten en verhoudingen) brachten harmonie in een ontwerp. Centraalbouw kreeg waar mogelijk de voorkeur, hoe meer symmetrielijnen een ontwerp had, hoe beter. Versieringen werden ontleend aan de klassieke vormentaal, maar aangebracht binnen de gestelde normen van regelmaat en symmetrie. 

Vitruvius stelde drie eisen aan een gebouw: Firmitas (stevigheid), Utulitas (bruikbaarheid) en Venustas (schoonheid). In de vijftiende eeuw ontstonden in Italië de eerste gebouwen waarin de architectonische taal van het keizerlijke Romeinse verleden herleefde.

Leon Battista Alberti (1404-1472), een Italiaanse filosoof, schrijver, humanist en architect uit de renaissance, interpreteerde de term Venustas als een rationele ordening, waarbij de proporties van alle elementen samensmelten en je geen enkel element kan weghalen zonder de harmonie te verstoren. 
Deze opvatting van schoonheid, harmonie door goede verhoudingen, was erg belangrijk voor de architecten uit de renaissance. Alberti nam veel elementen uit de Romeinse bouwkunst over, zoals drie boven elkaar geplaatste zuilenorden en de vorm van een triomfboog in portalen. De proportieleer van de Romeinse bouwkunst werkte hij rond 1450 uit in een theoretische studie, De Re Aedificatoria. Hierin gaf hij adviezen over toepassing van klassieke bouwordes.

In de heuvels bij Florence lag een Romaanse kerk, de San Miniato del Monte. Al in 1090 was de gevel van deze kerk versierd met een geometrisch patroon van groen, zwart en wit marmer. Ook het baptisterium in het centrum van Florence was rond 1200 in deze Italiaanse, Romaanse stijl gedecoreerd.
Deze locale stijl inspireerde Alberti, toen hij in 1456 de opdracht kreeg om de façade van de gotische Santa Maria Novella te 'moderniseren'. Met een bekleding van marmerplaten in verschillende kleuren en halfzuilen kon Alberti een overzichtelijke, harmonische verdeling van het gevelvlak zichtbaar maken. Hij bracht ook voluten aan op de gevel om het hoogteverschil tussen de achterliggende zijbeuken en het schip op te vangen.
Alberti -gevel van de Santa Maria Novella
Renaissancearchitecten werkten met modulen: standaardmaten, waarmee het ontwerp werd opgebouwd. 
Alberti - 'tempel' voor de familie Malatesta in Rimini
Palazziwereldlijke architectuur

Alberti bouwde in 1451 het Palazzo Rucellai. In Italië bouwde elke rijk geworden bankiersfamilie een palazzo. Deze paleizen kregen naar voorbeeld van het Romeinse atriumhuis een open, vierkante of rechthoekige binnenhof met galerij, de cortile. Daar omheen kwamen vier vleugels die naar buiten een afgesloten symmetrisch geheel vormden. De gevel van deze luxe stadspaleizen kreeg het aanzien van een middeleeuws fort, met een gesloten straatmuur van ruw gehakte, grote stenen.

Alberti -Palazzo Rucellai ontwerptekening en detail van de gevel 1451



kenmerken renaissancebouwkunst

- rondbogen (als in de vroege middeleeuwen)
- muren zijn dragend en afsluitend
- door een zware kroonlijst was het dak nauwelijks zichtbaar.
- vlakke casetteplafonds, tongewelven of koepelruimtes, koepels soms met dubbele 'schil'.

klassieke bouwelementen:
- zuilen en pilasters (naar (laat-)klassiek voorbeeld)
- fronton, pilasters of halfzuilen als omlijsting van vensters, deuren en muurnissen.
- in portalen werd het triomfboogmotief toegepast. 
De zuilenorden Dorisch, lonisch, Corintisch en Toscaans (met gladde zuilschacht) werden door elkaar toegepast. In hoge muren werden de drie zuilenorden boven elkaar gebruikt, telkens door een horizontale lijst gescheiden.
- opbouw van de gevel volgens het principe van de opbouw van de zuil (basement-schacht-kapiteel)

streven naar harmonie:
- symmetrie 
- toepassing van modulen en de gulden snede
- compacte bouwvolumes (cylinder, kubus en halve bol), eenvoudig herkenbare vormen. 
- centraalbouw, voorkeur voor overzichtelijke ruimtes, de schoonheid van het gebouw was belangrijker dan het praktische gebruik.
- horizontaal en verticaal in evenwicht, evenwichtige verhoudingen tussen hoogte, breedte en diepte volgens de richtlijnen van Vitruvius:
    - verticale accenten met vlakke pilasters.
    - horizontale accenten door opbouw in drie lagen, de onderste laag met grote, ruwe rusticastenen.
Palazzo van Cosimo de Medici 1444 ramen met een rondboog en zijn door een composietzuiltje in tweeën verdeeld.
De onderste bouwlaag bestaat uit rusticastenen.
de cortile in het palazzo van Cosimo de Medici 1444
Er werden niet alleen palazzi gebouwd. Naast de paleizen zijn er ook andere vormen van wereldlijke (profane) renaissancearchitectuur, zoals het weeshuis in Florence:

Fillipo Brunelleschi (1377-1446) bouwde in 1419 het weeshuis in Florence, het Ospedale degli Innocenti. Het gebouw is een vroeg voorbeeld van humanistische renaissancearchitectuur. De loggia van het weeshuis had aan de linkerkant een luik waar ongewenste baby’s en vondelingen na sluitingstijd naar binnen geschoven konden worden. In het ontwerp paste Brunelleschi ronde zuilen met klassieke composiet-kapitelen toe. Daarachter lag een galerij, overdekt door gewelven. Op de gevel bracht hij ronde tondo's aan. Ook de plaatsing van verticale vensters, met een klassiek fronton bekroond, benadrukt de regelmaat in het ontwerp. De maatverhoudingen in het ontwerp waren op een nieuwe manier consequent afgewogen. De hoogte en plaatsing van de zuilen is niet willekeurig. De hoogte van de zuilen is gelijk aan de afstand van de ene zuil naar de volgende. Dit streven naar regelmaat en geometrische orde was een belangrijk element in de renaissance.
Brunelleschi -Ospeale degli Innocenti 1419
Ruim twee eeuwen later, in 1652, werd in Zierikzee een open loggia gebouwd naar voorbeeld van het vondelingenhuis van Brunelleschi. Het gebouw was een beurs, de loggia werd destijds gebruikt als open markthal.
Dit gebouw heeft een zadeldak en een verdieping met rondboogvensters, maar laat zien hoe de renaissance in de zeventiende eeuwse stijl van het classicisme ook in Nederland een nieuwe toepassing vond.

renaissancekerken: religieuze architectuur

de Santa Maria del Fiore
De plattegrond van de renaissancekerk legde de nadruk op de koepel, niet meer op het koor, zoals bij de gotische kerk. Florence was een welvarende stad geworden, een nieuwe kathedraal, de Santa Maria del Fiore, zou de grandeur van Florence moeten uitstralen. Het is nog steeds een van de grootste kathedralen in Europa. Door allerlei tegenslagen duurde het eeuwen voordat het bouwproject werd afgemaakt. De gevel bracht men pas in de 19e eeuw aan, maar de plattegrond en de koepel zijn een goed voorbeeld van Renaissancebouwkunst. De Santa Maria del Fiore werd tegenover het Romaanse Baptisterium (de doopkapel, gewijd aan Johannes de Doper) gebouwd, naast de kerk staat de campanile waar Giotto het ontwerp voor had gemaakt.
Brunelleschi ontwierp in 1420 de koepel voor deze reusachtige kathedraal, nadat hij het Pantheon in Rome had bestudeerd. Het was een revolutionair ontwerp met een dubbele 'schil'. Deze koepel heeft een doorsnede van 45 meter en bereikt op het hoogste punt 90 meter. Acht krachtige ribben vormen als het ware een geraamte, dat rust op de achtzijdige koepeltrommel. De gigantische constructie wordt ondersteund door vier in de muur verwerkte pijlers. De koepel is een evenwichtige bekroning van het gebouw, niets verraadt het enorme gewicht. Het werd een gebouw dat harmonie en evenwicht uitstraalt.
Santa Maria del Fiore - de plattegrond legt de nadruk op de koepel 
de San Lorenzo

Brunelleschi ontwierp in opdracht van de Medici's ook de grote San Lorenzo, een kerk voor de Medici-familie. De bouw begon in 1420. 

De kerk heeft een schip met een dwarsbeuk en wordt bekroond door een koepel. De kerk was onderdeel van een klooster.

Het complex bevat de 'oude sacristie', de Medicikapel (nieuwe sacristie) en de Biblioteca Medicea Laurenziana.  

In de kerk zijn tientallen leden van de Medici-familie en de kunstenaar Donatello begraven. De Medicikapel en de bibliotheek werden later door Michelangelo vormgegeven. De 'oude sacristie' van Brunelleschi was voor Michelangelo het uitgangspunt voor zijn 'Sagrestia Nuova', de Medicikapel.

Begin 17e eeuw werd de cappella dei Principi (kapel van de prinsen) aangebouwd, een grote, overkoepelde, achthoekige grafkapel. De stijl van deze aanbouw is maniëristisch door ongewone vormen met gebroken kroonlijsten en asymmetrische ramen.

Het interieur van de San Lorenzo is een goed voorbeeld van de renaissancebouwkunst:

·      In het ontwerp van de kerk zocht Brunelleschi naar een harmonisch verband tussen het schip en zijbeuken, door de in de beuken een vierkante module (maateenheid) toe te passen, en in het schip een rechthoekige plattegrond met dubbele breedte (2x1).
·      Hij accentueerde de structuur van het gebouw met een donkerder steensoort.
·      De zuilen en bogen zijn op een heldere, logische manier geplaatst in correcte verhoudingen en de plaatsing van de pilasters vormt een eenheid met de zuilen.
·      De gewelven in de zijbeuken bestaan uit rondbogen, het schip kreeg een vlak cassetteplafond.

Het licht valt binnen door de hoge ramen van de basiliek en door ronde vensters in de zijbeuken. Parallel aan de zijbeuken is plaats gemaakt voor ondiepe kapellen.
Brunelleschi -interieur van de San Lorenzo in Florence. De bouw begon in 1420.
Aan de noordkant van het transept van de San Lorenzo ligt de vierkante, overkoepelde ruimte van de Sagrestia Vecchia, de 'oude sacristie' van Brunelleschi. Het ontwerp bestaat uit een halve bol bovenop een kubus, de kubus symboliseert de menselijke wereld en de halve bol de kosmos.

Michelangelo Buanorotti (1475-1564)
Michelangelo -nieuwe sacristie
Aan de zuidkant van het transept van de San Lorenzo ligt de nieuwe sacristie, waar Michelangelo in 1520 aan begon. Zijn ontwerp heeft net als de oude sacristie een kubus en halve bol als hoofdvorm, witte muren waarop de architectonische vormen worden geaccentueerd met een grijze steensoort. Het was Michelangelo's eerste bouwproject, hij maakte ook de grafsculpturen voor Lorenzo en Giuliano de Medici, met beelden die vier momenten van de dag symboliserenHet ontwerp heeft drie lagen, de bovenste wordt bekroond door een koepel. De uitgesproken vormgeving van de binnenmuren met sterk geprofileerde vensters kondigt het maniërisme aan, net als de robuuste vormgeving van Michelangelo's trap in de Biblioteca Medicea Laurenziana. De combinatie van contrasterende pilasters en benadrukte architectonische elementen creëert niet zozeer rust en harmonie, maar grootse bewegingen. Door omstandigheden kon Michelangelo de nieuwe sacristie niet geheel afmaken.
Hij verhuisde naar Rome, waar hij, onder andere in 1546 de koepel voor de St. Pieter ontwierp. Toen Michelangelo al 72 jaar oud was, kreeg hij de leiding over de verbouwing van de St. Pieter. Daarbij ging hij uit van het oorspronkelijk ontwerp van de inmiddels overleden architect Bramante, de constructie van de koepels van het Pantheon en de Santa Maria Del Fiore. De koepel van de St. Pieter rijst tot 136 meter hoogte, gemeten vanaf de vloer van de basiliek naar de top van de externe kruis. Het werd de hoogste koepel ter wereld.

stadsplanning
Alberti schreef i1472 in de Re Aedificatoria over de bouw van een stad, de eerste verhandelingen over de stedenbouw sinds de antieken. Hij ging in op de situering van steden: de grond moet vruchtbaar zijn, de plek moet mogelijkheden bieden voor verdediging tegen aanvallers en -in navolging van aanbevelingen van Vitruvius- bevorderlijk zijn voor de gezondheid van mens en dier.
Vanaf de 15e eeuw is er sprake van bewuste stadsplanning. Belangrijke gebouwen in Rome werden verbonden door middel van assen en zichtlijnen, die de stad tot een geheel verbonden. Michelangelo ontwierp in de laatste jaren van zijn leven het conservatorenpaleis voor het centrale plein van het capitool in Rome. De drie gebouwen op dit trapeziumvormige plein, dat Michelangelo al in 1536 tekende, staan in een hoek van 80° op elkaar zodat de ruimte groter lijkt. het plein 'opent' zich in de richting van het Vaticaan. 
Vanaf 1500 werden er veel ontwerpen voor steden en stadsuitbreidingen gemaakt. Naast schetsen voor de ideale stad kwamen er ontwerptekeningen als uitvoeringsvoorstel. Al snel was het ondenkbaar dat een stad zonder voorafgaand stedebouwkundig ontwerp gebouwd of uitgebreid zou worden.
Michelangelo -conservatorenpaleis, Capitool, Rome
Bramante (1444-1514)
Misschien wel het meest perfecte voorbeeld van een renaissancetempel is van de architect Donato Bramante. Hij ontwierp in 1502 voor een kloosterhof een klein tempeltje voor St. Petrus. De ronde basis was een perfecte vorm van centraalbouw. De verhoudingen en klassieke elementen zijn zuiver renaissancistisch. Het Tempietto was het eerste volledig ronde koepelkerje sinds de Romeinse tijd. Op een onderbouw van drie treden staat de cella, omgeven door een collonade. De cella wordt omgeven door een balkon, en bekroond met een koepel.
Donato Bramante -Tempietto 1502
Zo'n 50 jaar later schreef Palladio dat Bramante ‘.. de goede en fraaie architectuur weer aan het licht bracht, die sinds de dagen van de oudheid tot in zijn eigen tijd in vergetelheid was geraakt’. Hij liet alle overbodige versiering weg en herstelde de juiste toepassing van de klassieke bouworde in dit ronde tempeltje. Het wordt omgeven door een colonnade van Dorische zuilen op onderling gelijke afstanden. Deze zuilen dragen een vlak hoofdgestel met metopen en trigliefen, en geen bogen, zoals vroeger het geval zou zijn geweest. Het Tempietto is meer een monument (voor St. Petrus) dan een tempel voor gelovigen, daarvoor is het te kelin. Maar het was de belichaming van het idee van een vrijstaande kerk met een centraal grondplan, bekroond door een halfbolvormige koepel, als symbool van de concentrische kosmos, een afspiegeling van hemelse harmonie door zijn verhoudingen en zijn meetkundig zuivere vormen. Ook Leonardo da Vinci, die bevriend was met Bramante, maakte veel schetsen voor kerken die uit kubussen en bollen zijn opgebouwd. 

Net als Leonardo, Michelangelo, Brunelleschi en Alberti was ook Bramante een 'uomo universale'. Hij had veel talent als schilder en graveur, en als architect kreeg hij veel navolging. De nieuwe St. Pieter in Rome kreeg ook een centrale plattegrond. Bramante ontwierp deze op basis van een grieks kruis. Na zijn dood brachten andere architecten daar wel veranderingen in aan.  

Andrea Palladio (1508-1580)
Zijn belangrijkste opdrachtgever, de Venetiaanse edelman en humanist Gian Trissino, herkende al snel het talent van een jonge steenhouwer, die was geschoold in de maniëristische stijl. Trissino raakte zo onder de indruk van de kwaliteiten van deze Andrea di Pietro della Giondola, dat hij hem de naam ‘Palladio’ (‘De Wijze’) gaf, een verwijzing naar Pallas Athene, godin van de wijsheid. Als mecenas stelde Trissino Palladio in staat zich te verdiepen in de antieke bouwkunst, onder meer door zijn studiereis naar Rome te financieren. Daar bestudeerde Palladio oude ruïnes en verrichte hij opmetingen aan klassieke gebouwen. Hij ontdekte dat de schoonheid van gebouwen samenhing met harmonische getalsverhoudingen. Palladio werd daarnaast geïnspireerd door het werk van Alberti en Bramante.

harmonische verhoudingen 
De Grieken hadden met Pythagoras al ontdekt dat als je twee verschillende snaren aanslaat, het verschil in toonhoogte een octaaf is wanneer de ene snaar half zo lang is als de andere. Je hoort een kwint wanneer de ene tweederde van de lengte van de andere heeft, en een kwart bij de verhouding 3:4. Daarom nam men aan dat een ruimte of een massa waarvan de maten zich verhouden als 1:2, 2:3 of 3:4 in visueel opzicht harmonisch is. 
Deze overtuiging handhaafde zich in de middeleeuwen, en deze eenvoudige verhoudingen werden zo vaak gebruikt dat ze in het Westen de criteria werden voor een goed geproportioneerd bouwwerk. Palladio schreef in zijn Quattro libri dell’architettura (1570): ‘Zulke harmonieën behagen gewoonlijk ten zeerste zonder dat iemand weet waarom, afgezien van degenen die de oorzaken ervan bestuderen’. 
Palladio had ook nog subtielere verhoudingen in gedachten, zoals de grote en kleine terts, 5:6 en 4:5. Deze zijn echter moeilijker waar te nemen in de bouw zelf.  
Palladio -ontwerpschetsen
Ook Palladio werkte met modulen, vaste maateenheden waarmee de onderdelen van het gebouw op elkaar en op het totaal werden afgestemd. Dat garandeerde evenwichtige verhoudingen. Hij volgde Vitruvius, die stelde dat zonder symmetrie en proportie geen enkel gebouw een doordacht ontwerp kan hebben. Dat kan alleen als er tussen de delen onderling een nauwkeurig afgewogen verhouding geldt, precies als bij een goedgebouwd mensenlichaam. 

Villa Rotonda
Een toepassing is te zien in de Villa Rotonda (1566-1570) van Andrea Palladio. De symmetrische plattegrond heeft de vorm van een Grieks kruis. Vier identieke 'tempelfaçades' met Ionische zuilen omringen een vierkant middendeel. Het gebouw heeft vier identieke gevels, elk met een ander uitzicht. Het lijkt een kleine tempel, het perfect symmetrische, centrale ontwerp brengt de bewoner of bezoeker terug naar de klassieke tijd. Het gebouw staat op een verhoogd podium. Frontons domineren de deuren en ramen. De lage ronde koepel is Romeins, geen koepel uit de Renaissance in de vorm van een halve bol. Het interieur heeft vier maal vier grote kamers, aansluitend op vier kleinere ruimtes.
Andrea Palladio -Villa Rotonda 1570


In de Renaissance werd een gebouw pas volmaakt gevonden als je er minimaal acht symmetrie-lijnen in kon ontdekken. Bijvoorbeeld bij gebouwen met een plattegrond in de vorm van een cirkel, een vierkant of een Grieks kruis. De cirkel en bol werden gezien als de meest zuivere vorm, symbool voor de kosmos. De plattegrond van de renaissancekerk legde de nadruk dan ook op de koepel, niet meer op het koor, zoals bij de gotische kerk.
Palladio plaatste een Romeinse koepel in het 'hart' van deze villa.


De Villa Rotonda werd één van de sleutelwerken van de latere classicistische architectuur, waarin maatvoering heel belangrijk bleef. Doordat Palladio zo nadrukkelijk de zuivere symmetrie, vormen en verhoudingen van de klassieke bouwmeesters toepaste, wordt hij gezien als één van de grondleggers van het classicisme.

In de 16e eeuw stagneerde de handel in Venetië, waarna rijke Venetianen investeerden in de landbouwgebieden ten noorden van Venetië. Palladio ontwierp villa's die de sociale status van de eigenaren goed weergaven. Zijn ontwerpen waren strak en symmetrisch van opbouw, hij vond dat een villa in de omgeving moest passen, en plaatste daarom het woongedeelte van een villa altijd met uitzicht op het landschap. Zijn bouwkunst is rustig en streng, zijn ontwerpen zien er aan de buitenkant imponerend uit. Binnen zijn harmonieuze woonvertrekken. Palladio combineerde schoonheid met functionaliteit.            


In zijn vier boeken: I qattro libri dell 'architettura, zette Palladio zijn ideeën en werkwijze uiteen. Deze publicatie werd ook belangrijk voor latere architecten in verschillende Europese landen.
Palladio werd de meest invloedrijke architect uit de late Renaissance. Zijn principe om een gebouw uit meerdere verdiepingen en onderdelen op te bouwen en daarmee toch een harmonisch geheel te creëren werd veel nagevolgd. Het Engels classicisme is hierdoor geïnspireerd (dit wordt palladianisme genoemd), maar ook Van Campens Koninklijk Paleis (het stadhuis) op de Dam. De villa’s van Palladio (met name Villa Rotonda) vormden ook de bron voor o.a. het Mauritshuis en Huis ten Bosch in Den Haag. Met zijn classicistische villa’s en theoretische verhandelingen oefende Palladio grote invloed uit op de architectuur in met name Engelstalige landen (bijv. het Witte Huis in Washington). 
Weinig gebouwen zijn vaker ‘gekopieerd’ dan de villa Rotonda. Maar de erfenis van Palladio werd niet door iedereen met respect behandeld. Een onbekende 18e eeuwse architect, Giacomo Leoni, publiceerde in 1720 een ‘vertaling’ van Palladio’s geschriften met illustraties die hij naar eigen inzicht aanpaste. 
Hij voegde o.a. barokke details toe, die Palladio in zijn graf zou hebben doen omdraaien. De ‘hertalingen’ van Palladio’s werk leidde tot ‘conclusies’ die het tegenovergestelde beweerden van wat Palladio zelf had geschreven. Tot overmaat van ramp tekende Leoni ook nog een aantal ronde ramen in de koepel van Villa Rotonda.     


Links: ontwerp van Villa Rotonda door Palladio.   Rechts: ‘herinterpretatie’ met ronde ramen in de koepel, door Giacomo Leoni in zijn veel geraadpleegde publicatie: The Architecture of A. Palladio, in Four Books, La Rotonda. (Giacomo Leoni, 1715-1720).

Palladio bouwde huizen voor de rijken waarmee ze konden pronken, maar die ook functioneel waren: koel in de warme zomers en -met relatief grote ramen- licht in de winter. De villa Rotonda ontwierp hij als Palazzo in opdracht van de pauselijke functionaris Paolo Almerico. Almerico was geboren in Vicenza en wilde er vorstelijk wonen, nadat hij zich had teruggetrokken uit het pauselijke ambt. Deze villa is bekend onder de naam Villa Almerico, Villa Capra, La Rotonda en Villa Rotunda. Villa Rotonda is de meest gebruikte naam. 

De Villa Rotonda heeft geen speciale voor‐ of achterkant: alle zijden zien er gelijk uit, met aan elke kant een enorm bordes. Zoals op de plattegrond en de tekeningen van de dwarsdoorsnede goed te zien is, is het ontwerp perfect symmetrisch. Centraal ligt de cirkelvormige hal waar de andere vertrekken omheen zijn gegroepeerd. Ze worden kleiner naarmate hun publieke functie afneemt. De kleinste ruimtes waren bestemd voor dienstbodes of ander personeel. 

Villa Rotonda is een villa-tempel, en weerspiegeld orde en harmonie. De oppervlakte van de vier bordessen is samen net zo groot als de oppervlakte van het hele huis. Gericht op de vier windstreken, moet het ontwerp gelezen worden als een compositie van volumes, kubussen, blokken en een bol, die aan de stereometrische vormen van Plato’s universum doen denken. Toch heeft Palladio zich niet overal aan de strikte maatvoering gehouden, zoals ook de harmonieleer uit de muziek aangepaste verhoudingen bevat (1: 2, 2:3, of 2:7). 
“De harmonieën voor het oor zijn ook harmonieën voor het oog” schreef Palladio. Veel verhoudingen die klassiek lijken, blijken in werkelijkheid afwijkingen te vertonen. Palladio is tijdens het werken van de door hem voorgeschreven maatvoering afgeweken, omdat hij zag dat een andere verhouding op sommige punten perfecter was. 

decoratieprogramma villa Rotonda


Boven de portico’s van Villa Rotonda waken 4 x 3 beelden van klassieke godheden.
Deze beelden (uit ca. 1600) zijn van Giambattista Albanese. In het voetstuk van elk beeld staan de symbolen voor tekens van de dierenriem (Zodiak) gegraveerd. Zo is het symbool voor Kreeft op het voetstuk van het beeld van Mercurius (herkenbaar aan zijn gevleugelde hoofddeksel) weergegeven. Elk van deze twaalf goden werd gezien als beschermer van zijn of haar kosmische constellatie: Jupiter (Leeuw), Juno (waterman), Neptunus (Vissen), Mars (schorpioen), de Romeinse godin Minerva (Ram) etc.
De situering van Villa Rotonda en plaatsing van de beelden correspondeert met de positie van de sterrenbeelden aan de hemel tijdens de equinox en zonnewendes. De beelden vormen een kring rondom de villa, zoals de sterren en planeten hemel de aarde omgeven.


Na Palladio’s dood in 1580 werd de villa Rotonda naar het oorspronkelijk ontwerp afgebouwd door zijn leerling Vincenzo Scamozzi.

laatrenaissance


Een ontwikkeling in de renaissance is de stijl van het maniërisme. Binnen de architectuur is dit geen eenduidige stijl geworden, het verwijst naar gebouwen waarbij naar meer expressie is gezocht.

Het ontwerp van Michelangelo voor de vestibule van de bibliotheek in Florence is daarvan een goed voorbeeld.



- In de bouwkunst is een kenmerk de toepassing van de 'kolossale orde': doorlopende zuilen of pilasters over meer dan één verdieping, onafhankelijk van de maten van vensters en bouwlagen. Daardoor wordt de blik omhoog geleid, en geeft de voorgevel een verticaal accent. Palladio heeft de kolossale orde veel toegepast. 

- De gevels van gebouwen kregen meer decoratie. Op deze manier kreeg het gebouw een levendiger uitstraling. 

- Als opmaat naar de barok kwamen er trappen voor het gebouw.

Het bouwen met (half)zuilen tot aan de kroonlijst, zodat één hoofdvorm verschillende bouwlagen telt, werd later het Palladianisme genoemd. Deze classicistische stijl zou de tegenhanger worden van de dynamisch gerichte barok. 



Ook de zogenoemde 'grotto's' in de harmonisch aangelegde renaissancetuinen kun je maniëristisch noemen. Deze nepgrotten functioneerden als follies.